Von Norden kommend ist Sankt Kunibert am linken Ufer die erste von insgesamt zwölf großen romanischen Kirchen auf kölner Stadtgebiet, deren Wiederherstellung in den neunziger Jahren abgeschlossen wurde.

Die Kirche ist dem merowingischen Reichsbischof Kunibert¹ geweiht. Einer Überlieferung zufolge wurde dieser wider seinen Willen zum Bischof ernannt. Nach seiner Ernennung habe ihn eine Taube zu der Grabstätte der heiligen Ursula geführt. Hier, auf einem Gräberfeld nördlich der römischen Stadt, gründete Kunibert einer Vita aus dem 10. Jahrhundert zufolge gegen Mitte des 7. Jahrhunderts ein Stift mit der sog. Clemenskirche². Um das Stift herum entwickelte sich die von Fischern und Schiffern bewohnte Siedlung 'Niederich'³ gleichsam als künftiger neuer Stadtteil von Köln.

Kunibert, der dem austrasischen⁴ Adel entstammte, befand sich seit seiner Jugend am Hof Königs Dagobert I. und war seit 629 dessen politischer Berater. 634 wurde er zum Vormund für dessen unmüdigen Sohn Sigibert III bestellt. Nach dem Tod Dagoberts vertrat er gemeinsam mit Pippin dem Älteren als Gesandter die austrasischen Interessen. Seinem Wunsch entsprechend bestattete man ihn in der Kirche Sankt Clement. Seine Gebeine wurden zusammen mit den Gebeinen der zwei Ewalde⁵ aufbewahrt, die Ewalde im Jahr 1074, Kunibert im Jahr 1168 heiliggesprochen.

1180 wurden Stift und Kirche durch die Ausdehnung der Befestigungsanlagen Teil der Stadt.

Zwischen 1215 und 1247 entstand die spätstaufische Kirche mit dem gegenwärtigen Grundriß (nähere Beschreibung s. Romanische Kirchen in Köln).
1260/70 erhielt die Kirche eine Taufkapelle; nach einem Brand 1376 wurde sie mit einem neuen Westturm und neuen Turmhelmen versehen.
1666 zerstörte ein Blitzschlag die Dächer von Langhaus, östlichem Querhaus und Chortürmen sowie den Giebel über der Apsis.
Beim Wiederaufbau bis 1668 erhielt die Apsis ein steiles Halbkegeldach in Höhe des Langhauses.
1803 wurde das Stift ihm Rahmen der Säkularisation aufgehoben.
1818-22 ersetzte man die alten gotischen Knickdächer der Türme durch pyramidenförmige Helme.
1830 verursachte ein Sturm den Einsturz des Westturms, der in den Jahren 1836-70 wiedererrichtet wird.
1877 versah man die Türme erneut mit neogotischen Knickdächern.
1880-85 wird das Langhaus durch Matthias Göbbels neu ausgemalt.

Kunibert vor 1944 auf einem Photo von K.H. Schmölz

Nachdem die Kirche in den Jahren 1944/45 praktisch bis auf die Außenmauern zerstört wurde, richtete man in den Jahren bis 1955 das Langhaus und den Chor für Gottesdienste her. Ende der 1970er Jahre fiel der Beschluß für den Wiederaufbau der gesamten Kirche. Dabei entschied man sich für eine restauratorische Neuinterpretation anhand von Vorlagen unterschiedlicher Baustadien - leicht zu erkennen an den Turmdächern: Während die Osttürme mit fast gleichschenkligen Pyramidendächern gedeckt wurden, wählte man für den höheren Westturm eine tief ansetzende Knickform, die jedoch im Verhältnis von Breite und Höhe den pyramidischen Proportionen entspricht.

Langschiff von St. Kunibert heute (Blick nach Osten)

Arriving upriver, i.e. from the North, St. Kunibert is the first of 12 great roman churches in the downtown of Cologne which have been rebuilt until the 1980es.
The church is dedicated to the merovingian bishop Kunibert¹ who, according to lore, had been elected against his own will. Following his election he was led to the grave of Saint Ursula by a dove. Here, on a burial ground outside the walls of the Roman city Kunibert founded a monastery and church St. Clement² that became the nucleus of an early 'suburbian' settlement of fishermen and skippers, a settlement that later would be incorporated in the city of Cologne.

Kunibert who was of Austrasian nobility³ lived at the Court of King Dagobert I. whose political counsel he became in 629. In 634 Kunibert was appointed guardian of his son Sigibert III. When Dagobert died he together with Pippin the Elder represented Austrasia as legates. When Kunibert died he was buried in St. Clement and eventually sainted in 1168. His bones were kept here together with the bones of the 'two Ewalds'⁴, who had been sainted already in 1074.

In 1180 the monastery and church were incorporated into the city following the expansion of its fortification;

From 1215 until 1247 the late-Staufen church St. Klement was erected.

1260/70 a baptistry was added to the building;

After a fire in 1376 a new west tower had to be built while the east towers were furnished with new helmets.

In the year 1666 the roofs of the nave, the eastern transept, the choir towers, and the apse's pediment were destroyed by fire caused by lightning. In the 1668 reconstruction the apse was roofed with a steep semi-conical roof on the level of the nave.

In 1803 the monastery was secularised.

In the years 1818 to 1822 the decrepit gothic mansard roofs of the towers were replaced by pyramidal helmets.

In 1836-1870 the west tower after having been collapsed in a storm in 1830 was rebuilt. The roofs were again furnished with neogothic mansard roofs.

In 1880-85 the nave was painted by Matthias Göbbels.

St. Kunibert before 1944 on a photo by K.H. Schmölz

In the late years of WW2, 1944/45, the building had been destroyed to its outer walls by bomb raids and fires. After the nave and choir were rebuilt the church was opened for services again in 1955. It took two decades it was decided to reconstruct to its former size. However, instead of pretending to rebuild the church on its original plan or taking the plan of one period as a basis, a palimpsest of plans of different periods was used for a new architectural interpretation. This can easily be shown at the towers: while the two east towers have a pyramidal roof the west tower has a mansard roof of proportions referring to the pyramidal helmets.

nave of St. Kunibert (east view)

kom je stroomopwaarts, vanuit het noorden, dan is de kerk St. Kunibert op de linkeroever de eerste van de twaalf 'grote' Romaanse kerken van Keulen, diens herstelling in de tachtiger jaren werd voltooid en 1985 met een 'jaar van de Romaanse kerken' werd gevierd.

Sint-Kunibert is gewijd aan de merowingische Rijksbisschop¹, die volgens de traditie vermoedelijk tussen 623 en 626 tegen zijn wil tot bisschop werd benoemd. Het werd gezegd dat een duif hem na zijn benoeming naar het graf van de Heilige Ursula heeft geleid. Hier, op een dodenakker voor de muren van de Romeinse stad richtte Kunibert in de 7e eeuw volgens een latere vita een gesticht op met de kerk Sint-Clemens². Om het gesticht heen vestigden zich in de volgende tijd vissers en schippers en er ontstond een wijk 'Niederich'³.

Kunibert, die van austrasische⁴ adel was, leefde al vanaf zijn jeugd aan de Hof van Koning Dagobert I. wiens raadgever in politieke zaken hij in 629 werd. 634 werd hij bovendien tot voogd van de minderjarige zoon van de koning, Sigibert III, benoemd. Na de dood van Dagobert vertegenwoordigde de bisschop samen met Pippin de Oudere het austrasische belang. Overeenkomstig zijn wens werd Kunibert in de Kerk Sint-Clement begraven. Zijn stoffelijk overschot werd bewaard samen met de gebeente van de twee Ewalds⁵. Op de gecanonisering van dezen in 1074 volgde de canonisering van Kunibert in het jaar 1168.

1180 werden door de uitbreiding van de fortificatie van de stad het gesticht deel van de stad Keulen.

In de jaren 1215 tot 1247 ontstond de laat-staufische Kerk op de tegenwordige plattegrond; (voor een nähere in het Duits ga naar Romanische Kirchen in Köln).
1260/70 werd aan het gebouw een baptisterium toegevoegd; na een vuur in 1376 werd de kerk voorzien van een nieuwe westtoren en van nieuwe torendakken.
In het jaar 1666 werden de dakken zowel van het langhuis als het oostelijke dwarshuis en de koortorens en de gevel boven de apsis vernield. In verband met de reconstructie kreeg de apsis in 1668 een steil konisch dak op de hoogte van het langhuis.

1803 werd het gesticht in verband met de secularisatie opgeheffen.

In de jaren 1818 tot 1822 kwamen op de torens in plaats van de oude gotische knikdakken nieuwe pyramidedakken.

1830 leidde een storm tot het instorten van de westertoren die in de jaren 1836-1870 werd herbouwd;

In 1877 werden de torens opnieuw met gebrokene neogotische dakken bedekt.
Van 1880 tot 1885 beschilderde de kunstenaar Matthias Göbbels het langhuis.

Sint-Kunibert voor 1944 op een foto van K.H. Schmölz

Nadat de kerk in de laatste oorlogsjaren 1944/45 tot op de buitenmuren werd vernield, herstelde men de kerk die vanaf 1955 weer voor het godsdienst kon worden gebruikt. Pas twee decennia later werd besloten die Romaanse kerken in hun oude glorie te restaureren. In plaats van te pretenderen het in zijn originele staat terug te brengen, koos men voor een nieuwe interpretatie op basis van verschillende plattegronden van verschillende periodes. Als gevolg ervan kreeg de kerk zowel twee pyramidedakken (op de oostertorens) als ook een - aan de proporties van de pyramides aangepast - knikdak (op de westertoren).

het langhuis (zicht op het oosten)