"De enkelsporige overbrugging bij Baanhoek in de spoorlijn van Dordrecht naar Elst had zes openingen. Er waren twee grote bruggen boven het zomerbed, ieder met een overspanning van 110,7 m, drie aanbruggen, ieder met een overspanning van 58,8 m boven de linkeruiterwaard en een aanbrug met een overspanning van 68,7 m boven de rechteruiterwaard. De landhoofden en pijlers werden ingericht voor dubbelspoor.
De hoofdliggers van de grote bruggen waren van het type enkelvoudig vakwerk met een gebogen bovenrand en een rechte beeindiging. De vorm van de bovenrand was een kubische parabool (een parabool van de derde graad). Iedere hoofdligger was dubbelwandig en had 17 velden met een lengte van 6,4 m. Het vakwerk was samengesteld uit op trek belaste diagonalen, die uit platen bestonden, en op druk belaste, verstijfde verticalen. In de vijf middenvelden waren gekruiste diagonalen. In verband met de ongelijke spanningen, die bij eerder gebouwde bruggen in deze onderdelen werden geconstateerd, werden de delen van de diagonalen aan de binnenzijde dikker uitgevoerd dan aan de buitenzijde. Hetzelfde gebeurde met de randplaten van de verticalen. Deze wijze van construeren werd voor het eerst bij de brug bij Baanhoek toegepast.