Baanhoek
 
Spoorbrug
Aufriss
Lage
Spoorbrug Baanhoek (Tekening: Martini Buys)

"De enkelsporige overbrugging bij Baanhoek in de spoorlijn van Dordrecht naar Elst had zes openingen. Er waren twee grote bruggen boven het zomerbed, ieder met een overspanning van 110,7 m, drie aanbruggen, ieder met een overspanning van 58,8 m boven de linkeruiterwaard en een aanbrug met een overspanning van 68,7 m boven de rechteruiterwaard. De landhoofden en pijlers werden ingericht voor dubbelspoor.

De hoofdliggers van de grote bruggen waren van het type enkelvoudig vakwerk met een gebogen bovenrand en een rechte beeindiging. De vorm van de bovenrand was een kubische parabool (een parabool van de derde graad). Iedere hoofdligger was dubbelwandig en had 17 velden met een lengte van 6,4 m. Het vakwerk was samengesteld uit op trek belaste diagonalen, die uit platen bestonden, en op druk belaste, verstijfde verticalen. In de vijf middenvelden waren gekruiste diagonalen. In verband met de ongelijke spanningen, die bij eerder gebouwde bruggen in deze onderdelen werden geconstateerd, werden de delen van de diagonalen aan de binnenzijde dikker uitgevoerd dan aan de buitenzijde. Hetzelfde gebeurde met de randplaten van de verticalen. Deze wijze van construeren werd voor het eerst bij de brug bij Baanhoek toegepast.

foto

Bij deze brug bleek verder dat de verticale platen van het bakvormige profiel van de bovenranden aan de onderkant bij treinbelasting ging uitbuigen. Kennelijk was met de 1180 mm brede en 13 tot 15 mm dikke plaat de grens van stabiliteit bereikt. Dit verschijnsel deed zich ook voor bij de eindvakken van de bovenranden van de vaste bruggen te Dordrecht. In dergelijke gevallen heeft men aan de vrije plaatranden hoekijzers geklonken.
De hoofdliggers van de aanbruggen waren eveneens enkelvoudige vakwerken met een rechte beëindiging mmar zij hadden evenwijdige randen.
Voor de grote bruggen en voor de aanbruggen werd zowel voor de hoofdliggers als voor de langs- en dwarsdragers getrokken ijzer toegepast.
Onder leiding van de eerstaanwezend ingenieur van de Staatsspoorwegen L.J.Kesper te Arnhem werd het ontwerp gemaakt door de sectie-ingenieur Ph.J.Waller te Dordrecht. Ook was hij belast met de leiding van de uitvoering.
De aannemer van de bovenbouw was de firma F.Kloos en Zonen te Kinderdijk.
het werk aan de onderbouw begon in april 1880 en werd in 1882 opgeleverd. Het werk aan de bovenbouw begon in augustus 1882 en kwam in juni 1885 gereed.

foto

Van de in 1885 gebouwde enkelsporige overbrugging van de Beneden Merwede bij Baanhoek werd in 1940 de noordelijkste van de twee grote welijzeren zomerbedoverspanningen opgeblazen. Bij het voorlopig herstel werden de middenoverspanning en een zijoverspanning gebruikt van de brug over drie openingen die klaar lag in de fabriek en bestemd was voor de overbrugging van het Amsterdam-Rijnkanaal bij Schalkwijk. Hiervoor moest een hulppijler in het zomerbed worden gebouwd.
In 1945 werden die Schalkwijkse brug en twee aanbruggen uit 1885 vernield. Na de oorlog werd in de opening waarin de vernielde grote brug had gelegen, een Callender-Hamilton noodbrug geplaatst. Voorts werden er in twee openingen van de aanbruggen vakwerkbruggen geplaatst, die inmiddels waren vrijgekomen uit de brug bij Hedel uit 1870, en werden er twee zijoverspanningen van de Schalkwijkse brug gebruikt. Voor het laatste moest er weer een hulppijler worden gebouwd.
Thans zijn alle bruggen vervangen door nieuwe enkelsporige bruggen: drie stalen vakwerkbruggen en twee staalbetonbruggen. Ten behoeve van de scheepvaart werd een van de openingen voorzien van een basculebrug.

foto
Baanhoekbrug 1978-1980
©2019 ultramarin.nl