Voor de vooroorlogse rivierpijlers en landhoofden is gebruik gemaakt
van duurzame, weer- en slijtagebestendige natuursteen als bekleding en
afwerking van de betonnen pijlers; bij de landhoofden is deze keuze in
sterke mate esthetisch bepaald. De landhoofden zijn vervaardigd van zeer
zware blokken rode graniet met afgeronde hoekblokken. De wanden van de
trapopgangen zijn van zwart graniet omlijst met rood graniet. Voor de
treden is gekozen voor basaltlava. In de vormgeving van trappartijen en
balustrades is invloed te bespeuren van de robuuste, expressieve
vormentaal van de Amsterdamse school. De in stampbeton uitgevoerde
pijlerkernen van de twee zware rivierpijlers met spitsbogig gevormde
uiteinden, zijn bekleed met zwart graniet en aan de uiteinden en bovenop
met gebosseerde blokken rood graniet. De forse granietblokken verlenen
de pijlers stevigheid bij een aanvaring of bij ijsgang. Het noordelijke
landhoofd heeft bij het gedeelte, waarop de opleggingen zijn geplaatst,
afgeronde hoeken en is geheel bekleed met gebosseerde granieten blokken.
Plinten, afgeronde hoekblokken en afsluitende lijsten zijn in fijner
bewerkte granieten blokken uitgevoerd. Schade door oorlogsgeweld is nog
waarneembaar. Aan elke zijde sluit een vierkante betonnen toren aan,
waarvan de onderbouw uit de jaren 1930 dateert en de boven het brugdek
uitstekende opbouw na de oorlog gewijzigd is uitgevoerd: aan beide
zijden werden de torens hoger en voorzien van een plat dak in plaats van
een tentdak. De torens zijn gebouwd over trap- en fietsopgangen; hiertoe
hebben de torens in noord- en zuidzijde een rechthoekige doorgang met
granieten omlijsting. In de zijgevels kleine lichtopeningen met
smeedijzeren sierroosters. De torens worden afgesloten door een uit de
jaren '50 daterende betonnen bekroning met geblokte stijlen en
kwartholle hoekbeëindigingen, waartussen vlakke betonnen platen zijn
aangebracht. De oostelijke bekroning heeft in drie zijden een
rechthoekig venster met vlakke omlijsting en betonnen roosterwerk voor
de ijzeren ramen. Aan de brugzijde bevindt zich een getoogde ingang met
ijzeren hekwerk. De westelijke bekroning bevat in de naar de brug
gekeerde zijde een overeenkomstige deur. Aan de noordzijde bevindt zich
hier een getoogde opening naar de open binnenruimte, waarin tegen de
achterwand de herdenkingsplaat aan de slag om Arnhem is aangebracht. De
binnenruimte heeft een leistenen vloer en wandbekleding met afgeronde
hoekpartijen. Ten behoeve van de herdenkingsplaats in de torenbekroning
is een betonnen "balkonplaat" toegevoegd, rustend op twee hoge betonnen
pijlers aan weerszijden van de trapopgang. Aan de zuidelijke voet van
beide torens bevindt zich aan weerszijden van de trapopgang een brede
betonnen trapwang met granieten plinten en dekplaten. De betonnen
trappen, die noordelijk van de torendoorgangen met een sierlijke boog
naar het brugdek worden geleid, hebben betonnen treden, een centrale
fietsgeul van graniet en stalen buisbalustrades. De overgangspijler aan
de zuidzijde van de Rijn is eveneens geheel bekleed met gebosseerde
granieten blokken. Deklijsten en afgeronde hoeken zijn overeenkomstig
het noordelijke landhoofd uitgevoerd. Tegen de constructie zijn zeer
zwaar uitgevoerde bordestrappen met halfrondgesloten, met granieten
blokken beklede muren gebouwd. Deze sluiten af met deklijsten. Nabij de
aansluiting op de stalen balustrades van de brug bevinden zich forse
granieten ornamenten in Amsterdamse schooltrant. Aan de buitenzijde van
de traplichamen bevinden zich waterafvoeren. De traptreden zijn van
basaltlava, de fietsgeulen van graniet, de balustrades zijn voorzien van
granieten dekplaten met flauwe ezelsrug. Voorts zijn er stalen
buisleuningen. Tegen de noordelijke muur van dit landhoofd bevindt zich
de bergplaats voor de authentieke stalen "verfwagen", die langs stalen
I-balken onder de brugconstructie kan worden gerold.