Oosterbeek
 
Spoorbrug
Aufriss
Spoorbrug Oosterbeek

"De dubbelsporige overbrugging die de Rijn bij Oosterbeek kruiste, bestond uit zeven openingen. Er waren twee grote bruggen, ieder met een overspanning van 93,1 m boven het zomerbed, vier aanbruggen met hooggelegen rijvloer boven de rechteruiterwaard en een aanbrug boven de linkeruiterwaard. Deze aanbruggen hadden ieder een overspanning van 55,8 m.

De hoofdliggers van de grote overspanningen waren van het type enkelvoudig vakwerk met verticalen en vallende diagonalen en in het middengedeelte een aantal velden met gekruiste diagonalen. De lengte van de velden was 7,3 m. De bruggen hadden een rechte beëindiging en cirkelvormig gebogen bovenranden. Het materiaal van de hoofdliggers was getrokken ijzer.

Aufriss
Spoorbrug Oosterbrug - Opening

Voor de langs- en dwarsdragers was in het bestek bepaald deze, zoals bij de tot dan toe gebouwde grote bruggen gebruikelijk was, uit te voeren in Bessemer-staal. Bij het leveren bleek echter dat veel van dit materiaal moest worden afgekeurd. Ook tijdens het werk in de fabriek waren er problemen met het staal. Bij het richten en ook bij het klinken van onderdelen traden er plotseling scheuren op. In het bestek was bepaald dat de treksterkte van het Bessemer-staal ten minste 60 en hoogstens 65 km/mm2 moest bedragen. Voor de rek werd minimaal 17% geeist. Bij het geleverde staal wisselde de treksterkte tussen 50 en 78 kg/mm2. De rek bedroeg 6 tot 23%. Bij ruim 40% van de rekproeven moest het materiaal worden afgekeurd.

Ook was in het bestek voorgeschreven dat een aantal gereedgekomen geklonken liggers op buiging moest worden beproefd. Hierbij moesten deze liggers gedurende minstens 20 minuten een spanning van 26 kg/mm2 kunnen weerstaan. Na verwijdering van de last mochter er geen blijvende doorbuiging zijn. Deze laatste proeven gaven teleurstellende resultaten. De eerste beproefde ligger brak met een zware slag toen de spanning in de uiterste vezel 24 kg/mm2 bedroeg. Bij een van de volgende liggers werden bij een spanning van slechts 12 kg/mm2 knappen gehoord. Bij een spanning van circa 20 kg/mm2 werden er scheuren ontdekt en de ligger bezweek uiteindelijk bij een spanning van 34 kg/mm2. Het merkwaardige was dat proefstaven, uit de onderzochte liggers genomen, vrij gunstige resultaten vertoonden: een treksterkte van 60-75 kg/mm2 en een rek van 13,5-21 %. Ook de resultaten van verdere proeven wezen uit dat het richten en klinken kennelijk een slechte invloed had op de eigenschappen van het materiaal. later zou duidelijk worden dat dit te maken had met wat men nu zou 'veroudering' noemt en veroorzaakt werd door onder andere een te hoog stikstofgehalte, ontstaan tijdens de fabricage bij het doorblazen van lucht in het vloeibare staal. Het materiaal had ook een hoog fosforgehalte (ca. 0,15%). Waarschijnlijk heeft ook het hoge gehalte aan koolstof (ca. 0,25%) een slechte invloed gehad.

De eerste toepassing van het materiaal staal voor bruggen vond plaats in Nederland. De resultaten van de proeven baarden opzien, niet alleen in Nederland maar ook in het buitenland.

Aufriss
Spoorbrug Oosterbeek

Aanvankelijk voldeed het Bessemer-staal aan de strenge eisen die men bij de keuring stelde. Vooral bij het uit Engeland afkomstige Bessemer-staal waren er weinig of geen afkeuringen. Ook met het uit Duitsland betrokken staal had men in het begin geen problemen. Wel bleek dat het materiaal, waarbij de gebreken zich voordeden, hoofdzakelijk uit Duitsland kwam.  Wellicht speelde de in het jaar 1873 in de Duitse ijzerindustrie uitgebroken crisis een rol bij de teruggang in kwaliteit. Voor het vervaardigen van Bessemer-staal van goede kwaliteit was het noodzakelijk om gebruikt te maken van fosforarme ertsen. Aangezien deze in Duitsland niet worden gevonden was men aangewezen op import daarvan. Mogelijk heeft men bij de vervaardiging van het slechte staal toch voor een deel gebruik gemaakt van de eigen fosforrijke erts. Het voorschrijven van een chemische analyse was echter destijds niet gebruikelijk.

Bij het keuren van het staal gingen de Nederlandse opdrachtgevers zorgvuldig te werk. De 'Holländische Bedingungen' waren berucht en men kreeg van Duitse zijde dikwijls klachten darover.

Het gevolg van dit alles was dat men in Nederland en in het buitenland het vertrouwen in het Bessemer-staal had verloren. Na 1880 werd het niet meer voor bruggen toegepast.

De problemen waren aanleiding om alle langs- en dwarsliggers voor de twee grote bruggen af te keuren. Hiervoor in de plaats werden getrokken ijzeren liggers geleverd.

Omdat het voor de aanbruggen wegens de kleinere overspanning niet nodig was uit het oogpunkt van gewichtsbesparing voor de langs- en dwarsdragers Bessemer-staal toe te passen, was in het bestek bepaald deze liggers van getrokken ijzer te maken. Dit gold ook voor de hoofdliggers die van het type enkelvoudig vakwerk waren en evenwijdige randen hadden. het vakwerkstelsel bestond uit verticalen met vallende diagonalen en in het middengedeelte een aantal velden met gekruiste diagonalen. De lengte van de velden was 5,1m.

De montage op de bouwplaats vond plaats op tussen de pijlers gebouwde houten steigers die beurtelings in de openingen werden verplaatst.

Onder leiding van de hoofdingenieur van de Staatsspoorwegen J.G.van den Bergh werd het ontwerp gemaakt door de ingenieur J.M. Telders die ook belast was met de leiding van de uitvoering. Telders heeft zich ook, samen met de werktuigbouwkundige M.van Ruth, intensief bezig gehouden met de materiaalproblemen. Hij werd hierbij krachtig gesteund door O.Offerfeld, directeur van de Actien Gesellschaft für Eisen-Industrie und Brückenbau vormals J.C.Harkort te Duisburg, welke de bovenbouw had aangenomen en waar de proeven werden verricht.

Het werk aan de onderbouw begon in Juli 1875, en werd in december 1877 opgeleverd. Het werk an de bovenbouw begon in januari 1876 en was in juni 1878 voltooid.

photo
Spoorbrug Oosterbeek

Van deze in 1878 gebouwde dubbelsporige overbrugging werd in 1940 de zuidelijke vakwerkbrug over de rivier vernield. Bij het herstel, direct daarna, werd een brug afkomstig uit Zaltbommel gebrukt.

In 1944 werde de herstelde overbrugging nagenoeg geheel vernield. Bij het voorlopige herstel kon nu van een op de Noord bij Dordrecht ondergebrachte brug uit Zaltbommel gebruik worden gemaakt. Voorts werden de nog bruikbare restanten van de aanbruggen op hulpjukken geplaatst en werden er Engelse hulpbruggen (Standard Trough Bridge) gebruikt.

Omstreeks 1952 werd de gehele overbrugging vernieuwd. Boven het zomerbed kwam een dubbelsporige stalen boogbrug met trekvand met een overspanning van 130 m, en over de uiterwaarden stalen aanbruggen, ieder met een overspanning van circa 56 m."

uit: H.M.C.M.van Maarschalkerwaart/J.Oosterhoff/G.J.Arends: Bruggen in Nederland I - Vaste bruggen van ijzer en staal, pp.226ff
©2019 ultramarin.nl