Aanvankelijk voldeed het Bessemer-staal aan de
strenge eisen die men bij de keuring stelde. Vooral bij het uit Engeland
afkomstige Bessemer-staal waren er weinig of geen afkeuringen. Ook met
het uit Duitsland betrokken staal had men in het begin geen problemen.
Wel bleek dat het materiaal, waarbij de gebreken zich voordeden,
hoofdzakelijk uit Duitsland kwam. Wellicht speelde de in het jaar
1873 in de Duitse ijzerindustrie uitgebroken crisis een rol bij de
teruggang in kwaliteit. Voor het vervaardigen van Bessemer-staal van
goede kwaliteit was het noodzakelijk om gebruikt te maken van fosforarme
ertsen. Aangezien deze in Duitsland niet worden gevonden was men
aangewezen op import daarvan. Mogelijk heeft men bij de vervaardiging
van het slechte staal toch voor een deel gebruik gemaakt van de eigen
fosforrijke erts. Het voorschrijven van een chemische analyse was echter
destijds niet gebruikelijk.
Bij het keuren van het staal gingen de
Nederlandse opdrachtgevers zorgvuldig te werk. De 'Holländische
Bedingungen' waren berucht en men kreeg van Duitse zijde dikwijls
klachten darover.
Het gevolg van dit alles was dat men in Nederland
en in het buitenland het vertrouwen in het Bessemer-staal had verloren.
Na 1880 werd het niet meer voor bruggen toegepast.
De problemen waren aanleiding om alle langs- en
dwarsliggers voor de twee grote bruggen af te keuren. Hiervoor in de
plaats werden getrokken ijzeren liggers geleverd.
Omdat het voor de aanbruggen wegens de kleinere
overspanning niet nodig was uit het oogpunkt van gewichtsbesparing voor
de langs- en dwarsdragers Bessemer-staal toe te passen, was in het
bestek bepaald deze liggers van getrokken ijzer te maken. Dit gold ook
voor de hoofdliggers die van het type enkelvoudig vakwerk waren en
evenwijdige randen hadden. het vakwerkstelsel bestond uit verticalen met
vallende diagonalen en in het middengedeelte een aantal velden met
gekruiste diagonalen. De lengte van de velden was 5,1m.
De montage op de bouwplaats vond plaats op tussen
de pijlers gebouwde houten steigers die beurtelings in de openingen
werden verplaatst.
Onder leiding van de hoofdingenieur van de
Staatsspoorwegen J.G.van den Bergh werd het ontwerp gemaakt door de
ingenieur J.M. Telders die ook belast was met de leiding van de
uitvoering. Telders heeft zich ook, samen met de werktuigbouwkundige
M.van Ruth, intensief bezig gehouden met de materiaalproblemen. Hij werd
hierbij krachtig gesteund door O.Offerfeld, directeur van de Actien
Gesellschaft für Eisen-Industrie und Brückenbau vormals J.C.Harkort te
Duisburg, welke de bovenbouw had aangenomen en waar de proeven werden
verricht.
Het werk aan de onderbouw begon in Juli 1875, en
werd in december 1877 opgeleverd. Het werk an de bovenbouw begon in
januari 1876 en was in juni 1878 voltooid.